donderdag, juli 08, 2004

In het busje op weg naar de Kilimanjaro, die bad motherfucker moest nodig door mij beklommen worden, had ik toch wat kriebels in de buik. Die kunnen natuurlijk altijd van de zenuwachtigheid zijn, maar wat al waarschijnlijker is, is dat het nog wat vlinders waren, overgebleven van de safari met Tresna en Piet. Tresna is een mooie, wat zeg ik, wondermooie Nederlandse KLM stewardess die de kers op de taart van de safari was. Naast de pal boven het hoofd staande Afrikaanse zon, hadden wij nog een persoonlijk zonnetje in de 4WD. Maar genoeg over de safari, ik zou het hebben over hoe ik de Kilimanjaro overwonnen heb...

Aangekomen aan de voet van de kili (na een panne met het busje halfweg, het is en blijft Afrika) bleek de Kili toch zo geen bad motherfucker te zijn, maar eerder een wussie eerste klasse. Wat een geluk was voor Wouter en Steven, want ik zie hen geen 5895 meter klimmen op een motherfucker. Ik dus mijn bergschoenen uit, mijn sloefen aan, mijn vingers in mijn neusgaten gestopt, en al fluitend vertrokken. Dag 1 was voor niemand een probleem, maar wat dag 1 niet aan rampen in petto had, had dag 2 des te meer.

Halverwege dag twee zijn we Steven kwijtgeraakt, die had eventjes niet opgelet, en is het ravijn in gedonderd. Omdat we afgesproken hadden dat we doorgingen als een van ons drieen het niet haalde, zijn Wouter en ik verder getrokken. Tot nu toe is er nog niks van Steven vernomen, als ik iets hoor, ik laat het weten. Maar het ziet er niet te best uit, want de nachten op kili zijn koud, de beesten ongetemd, en de bodems van de ravijnen keihard.

Dag drie is zonder noemenswaardige problemen verlopen, behalve dan dat ik toch even heb moeten doorbijten, door die malaria aanval, en dat ik Wouter ben kwijtgeraakt, die door uitputting en onderkoeling door een sea king op zijn windkracht tiens is moeten opgepikt worden. Maar gezien de afspraak die we vooraf gemaakt hadden, moest ik wel doorgaan. Het gewicht, het gezicht en de hoop van drie man rustte nu op mijn schouders...

Dag vier begon niet al te goed, want s morgens bleek dat de gids en behalve de ene kreupele drager, iedereen van mijn expeditie het hazepad had gekozen. Met inbegrip van de gehele inboedel, van tent tot kleren tot slaapzak. Ik dus in mijn t-shirt en pijama broek blootsvoets verder. De Kili kon mij immers niet klein krijgen. De malaria was ik ondertussen gewoon geworden, meer nog, het was in die korte tijd een van de weinig overgebleven vrienden geworden. Op het einde van dag vier me op de rotsen te slapen gelegd, en om 12 uur in de nacht van dag 4 op dag 5 opgestaan, om op tijd voor de zonsopgang op Uhuru peak, de top, te zijn. Door de bittere kou bleek ik vastgevroren aan de berg te zijn, en laat het duidelijk zijn dat het opstaan bijgevolg niet van een leien dakje liep.

Alles ging goed, tot op 200 meter van de top, toen ik op een stukje beijzelde rots uitgleed, en zo"n 150 meter naar beneden ben gedonderd. En toen ik bij bewustzijn kwam, merkte dat ik een open (een klein beetje man heeft een open breuk) dubbele beenbreuk had. Om toch verder te kunnen heb ik mijn been net onder de knie geamputeerd door het af te bijten (gelukkig werd het bloeden alras door de koude gestelpt), en ben ik de laatste 350 meter op 1 been naar de top gehuppeld.

Alwaar ik even mijn zachte bolster getoond heb, door de tranen vrij de loop te laten. Het was immers geen makkie geweest, en ik heb onderweg toch een aantal dierbare vrienden verloren.

Of hoe het kon gegaan zijn...

Een iets andere versie is dat Steven, Wouter en ik de top gehaald hebben, het zij na veel afzien en gesakker. En dat we alledrie trots als een pauw ons officiele gouden diploma bij onze thuiskomst zullen laten zien. Nu zijn we nog een nachtje in Arusha, maar vanaf hier gaat het via Tanzanian Airways (en jammer genoeg niet KLM) naar Zanzibar, om te luieren, te niksen en misschien een beetje te duiken.

Hakuna matata, en voor de mensen die aan het werk zijn, pole pole!

Geen opmerkingen: